Hoe kies je het beste hondenvoer? De analytische bestanddelen

Op het etiket van honden- en kattenvoer kunnen we heel veel informatie vinden, maar helaas is deze informatie wel heel moeilijk te begrijpen. Maar hoe moet je dan toch een goede en bewuste voerkeuze voor je hond of kat maken? In dit artikel bespreek ik de analytische bestanddelen. Wat is het, hoe komen ze aan deze getallen en wat kun jij er mee als honden-/ kattenbaasje?

Als we het etiket van een zak voer eens goed bekijken dan vinden we altijd een ingrediëntenlijst die ons heel veel informatie kan geven, maar daarbij zien we vaak ook een kopje "analytische bestanddelen" met daaronder een hele hoop percentages. Hoe komen de fabrikanten aan deze percentages en wat betekenen ze?

 

De analytische bestanddelen zijn de resultaten van de Weende analyse. De Weende analyse zijn een reeks van proeven die je informatie geeft over de hoeveelheid macronutriënten in het voer. Het zegt dus bijvoorbeeld iets over de hoeveelheid eiwitten of vetten in het voer. De Weende analyse zegt niks over de kwaliteit van het voer, omdat het geen informatie geeft over de herkomst van de macronutriënten (bijvoorbeeld is het dierlijk of plantaardig eiwit?). Bij de beoordeling van het voer kun je dus niet alleen naar de analytische bestanddelen kijken zonder ook naar de ingrediëntenlijst te kijken. Maar het is wel super handig als je verschillende merken, of misschien zelfs wel verschillende voertypes, met elkaar wil vergelijken.

 

Wat ook nog goed om te weten is dat de Weende analyse altijd gemiddelde percentages zijn (dit wordt later uitgelegd), en dat de fabrikant niet verplicht is om bij iedere batch een nieuwe analyse te doen. Dus de kans bestaat dat er bij de individuele productie-batches afwijkingen zijn ten opzichte van wat gedeclareerd is.

Vochtpercentage

Als eerste proef wordt er gekeken naar het vochtpercentage in het voer. De meest voorkomende manier om het vochtpercentage te achterhalen is om een monster voer te drogen op 103°C totdat het gewicht van het monster niet meer afneemt. Het aantal gram dat verloren is, is wordt dan toegekend tot het vochtpercentage. Dus stel is 79 gram van de 100 gram voer verdampt dan zit er 79% vocht in het voer. De overige 21% noemen we dan de Droge stof. 

De analytische bestanddelen zijn richtlijnen, omdat er bijvoorbeeld in deze stap ook bestanddelen verdampen die een kookpunt lager dan 103°C hebben (bijvoorbeeld ammoniak en vluchtige vetzuren).

De richtlijnen voor het vochtpercentage in de voertypes zijn:
Brokken: Maximaal 14% vocht (gemiddeld rond de 9 à 10%)
Half-vochtig voer: vanaf 15% vocht (gemiddeld rond de 18%)
Blikvoer of KVV: 70 tot 85% vocht (er zijn KVV-soorten die iets lager dan 70% zitten,
maar altijd nog boven de 60%).

Hoe minder vocht in het voer zit, hoe meer de vochthuishouding van het dier moet worden aangevuld door te drinken, wat vooral bij katten een groot probleem kan zijn.

Ruw as

Als tweede proef nemen we een monster van de droge stof en bekijken we hoeveel anorganische bestanddelen er in dit monster zitten. Dit zegt iets over de hoeveelheid minderalen en spoorelementen in het voer. Hiervoor wordt het monster verbrand in een speciale oven bij een temperatuur van 550°C en wordt er gekeken wat er over blijft. De anorganische stoffen verbranden namelijk niet. Het maakt hierbij niet uit of het natuurlijk verkregen mineraalstoffen zijn (bijvoorbeeld uit
orgaanvlees, botten) of dat het om mineralen uit supplementen gaat.

Normaal gesproken is de Ruwe As waarde bij een blikvoer ongeveer 1 tot 2%. Als de waarde boven de 3% uitstijgt is dit een aanwijzing dat er ingrediënten in het voer zitten die we liever niet willen (bijv. Veren, hoorn, Klauwen ,Aarde, Zand, etc.). Voor brokkenvoeding wordt een waarde van rond de 10% gehanteerd.

Een aminozuur molecuul:

  • Rood: Zuurstof atoom

  • Grijs: Koolstof atoom

  • Lichtblauw: Waterstof atoom

  • Paars: Stikstof atoom

  • Wit: Rest groep -> de veranderende kenmerkende groep van het aminozuur.

Ruwe proteïne

Van de organische bestanddelen bekijken we als eerste het ruwe eiwit. Om het ruwe eiwit/ proteïne in het voer te bepalen wordt er naar de hoeveelheid stikstof in het voer gekeken omdat eiwitten bestaan uit aminozuren. Ieder aminozuur heeft een amide groep (-NH2 -> paarse bol en 2 lichtblauwe bolletjes). Alle stikstofhoudende verbindingen worden in het voer verzameld.

Hier zien we dus al een eerste afwijking, omdat niet alleen de pure eiwitten stikstof bevatten, maar er zijn ook andere stoffen die stikstof bevatten (= NPN: niet proteïne stikstof, zoals ammoniak en ureum).

Daarnaast gaan we van een gemiddelde waarde uit van 16% stikstof in eiwit. De totale hoeveelheid stikstof die wordt vastgesteld in de proef moet nog worden omgerekend naar ruwe eiwitten.

100 / 16 = 6,25   --> Ruw Eiwit = stikstof in voer x 6.25

Het ruwe eiwit geeft alleen maar aan hoeveel eiwit er in het voer zit, maar zegt helemaal niets over de kwaliteit of de herkomst van de eiwitten. Je kan dus nooit, zonder extra informatie over de ingrediënten, enkel aan de hand van deze percentages zeggen of het om dierlijke of plantaardige proteïnen gaat, of dat het gaat om een proteïne of een enkel aminozuur.

Ruw Vet

In de volgende proef gaan we het ruwe vet percentage vaststellen. Met deze waarde wordt het aandeel in het voer aangeduid dat zich laat oplossen in vetoplossende middelen. Dus alle aanwezige vetten, vetzuren, lipide, was en vetoplosbare vitamine. Voor dit oplossen wordt vaak Hexaan of Ether gebruikt. Deze waarde van de ruwe vetten geeft een idee van de energiedichtheid van het voer.

Ook bij de ruwe vetten kunnen we niet uit het percentage halen wat de kwaliteit is van het vet, en dus hoe bruikbaar het is voor de hond of kat. Er staat geen verdere verdeling bij voor dierlijk en plantaardig vet, of het om verzadigde of onverzadigde vetzuren gaat. Ook hierbij wordt de minimale hoeveelheid in het voer aangegeven in de declaratie.

Bij vlees bestaat er een verband tussen het vetpercentage en het proteïnepercentage: Hoe hoger het percentage vetten, hoe lager het percentage proteïne en omgekeerd.

Ruw Vezel/ celstof

De ruwe vezel in de voedingsanalyse is de waarde van voedingsstoffen die vooral nodig zijn voor het reguleren van de darmwerking (het microbioom). Dit aandeel wil je idealiter niet te hoog hebben omdat dit ten koste gaat van de verteerbaarheid van het voer. Bij brokken is het aandeel ruwe vezel bij voorkeur niet lager dan 1%, bij blikvoer is het bij voorkeur niet lager dan 0,2%.

We willen liever geen voer waar het ruwe vezel aandeel lager ligt dan deze waardes omdat dan voerbrij te langzaam door de darmen wordt voortbewogen, maar ook door een mindere vulling van de darmen is de resorptie van de macronutriënten minder. Een te groot aandeel aan ruwe vezel kan tot diarree leiden, waarbij door de snelle darmpassage van de voerbrij ook minder macronutriënten worden opgenomen.
Bij honden wordt gezien dat de verteerbaarheid van vetten amper wordt beïnvloed door een hoog aantal ruwe vezels, de verteerbaarheid van de koolhydraten (NFE = Stikstofvrije Extract Stoffen) wordt door de ruwe vezels het meest beïnvloed.

NFE

Het NFE gehalte (NFE = Stikstofvrije Extract Stoffen) in het voer wordt gezien als de hoeveelheid koolhydraten in het voer. Onder deze koolhydraten vallen de suikers, zetmelen en carbonzuren. 
Het NFE-deel wordt vrijwel nooit vermeld op de verpakking, maar het is gelukkig voor ons eenvoudig te berekenen.

Op een verpakking staat onder de analytische bestanddelen de volgende percentages: 
24% Ruwe Proteïne
9,8% Ruwe Vetten
8,8% Ruwe As
3,8% Ruwe Vezel
9% Vocht

Deze percentages tel je bij elkaar op: 24 + 9,8 + 8,8 + 3,8 + 9= 55,4%
Het totaal is altijd 100%, dus om het koolhydraat aandeel te berekenen doe je 100 – 55,4 = 44,6%
Het aandeel koolhydraten (of NFE) in dit voer is 44,6%!

Belangrijk: de Weende-analyse is nooit heel nauwkeurig, het is altijd een ‘ongeveer waarde’ omdat de Analyse-percentages zelf ook nooit 100% precies zijn. 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.